ons verhaal
Duurzame energiebronnen
Boerderij de Prikkebosk is meer dan 100 jaar oud. Over duurzaam gesproken! Op Prikkebosk is het behaaglijk warm in de kamers. Je ervaart aardwarmte via de vloerverwarming. Baden en douchen is dubbel genieten als je weet dat er zonne-energie door de kraan stroomt! De eigen bron levert drinkwater aan het vee en spoelwater voor het toilet. Naast energie is het zonnedak op de stallen ook een bron van inkomsten. Datzelfde geldt ook voor het agrarisch natuurbeheer. Boerderij de Prikkebosk ligt aan de rand van nationaal landschap de Noardlike Fryske Wâlden. De weilanden worden omzoomd door elzensingels. Het oude coulissenlandschap wordt door boeren onderhouden. Ook door ons.
Het verhaal van de Prikkebosk
'Als muren konden spreken'...
Op de Prikkebosk is een timmermansplankje gevonden. De daarop handgeschreven boodschap spreekt boekdelen.
Maar wie is eigenlijk die ‘meneer Prakken’, die hier min of meer beschuldigd wordt van het uitbuiten van arbeiders die cichorei verbouwen? Rond 1888 neemt Arnoldus Prakken het beheer over van drie cichoreidrogerijen. Als landbouwer en fabrikant gaat het hem voor de wind en hij krijgt allerlei belangrijke maatschappelijke functies. Zo zit Prakken onder andere in de schoolcommissie, in de gemeenteraad en in het centrale bestuur van de vrijzinnige kiesverenigingen. In 1900 wordt hij benoemd als armvoogd in Murmerwoude, later opgegaan in het dorp Damwâld. In 1915 geeft Prakken opdracht tot het bouwen van een grote stelpboerderij aan de Dammeloane 46, nu ‘de Prikkebosk’. Prakken boert niet zelf op deze karakteristieke boerderij met zijn opvallende voor- en zijgevel. Van 1915 tot 2002 huurt de familie Annema het bedrijf.
In de volksmond krijgt de boerderij de naam ‘Prakkenpleats’. De eigenaar wordt door de bevolking ‘meneer Prakken’ genoemd, hij is immers een vooraanstaand persoon. In de wijde omgeving is er maar één ‘meneer’. Als gevraagd wordt: ‘Waar woont meneer?’, weet iedereen in de omgeving van Murmerwoude dat het om Arnoldus Prakken gaat.
Prakken verdient zijn geld met de productie van cichorei. Cichorei is rond 1800 een surrogaat, een vervanger voor de peperdure koffie. Die moet immers altijd per schip uit verre oorden gehaald worden en is daarom voor de gewone man nauwelijks te betalen. In de loop van de 19de eeuw groeien de Friese Wouden en met name de gemeente Dantumadiel uit tot het centrum van de verbouw en het drogen van de cichoreiplant. Op een gegeven moment staan er zo’n twintig cichoreidrogerijen. De blauw bloeiende cichoreiplant heeft een lange, dunne wortel die geroosterd en daarna fijngemalen wordt. In combinatie met kokend water ontstaat een drank met een bittere smaak die wel wat lijkt op die van koffie.Als de welvaart toeneemt, verdwijnt de cichorei-industrie. Steeds meer mensen beschikken over geld om echte koffie te kopen.De cichoreiproductie en alles wat daar mee te maken heeft, komt tegenwoordig tot leven in ‘De Sûkerei’, het openluchtmuseum in Damwâld.
Arnoldus Prakken is behalve cichoreifabrikant ook landbouwer. Als het gewas rijp is, loopt de opbrengst daarvan regelmatig gevaar. De armoede onder de arbeidersbevolking in de Friese Wouden is groot. Geen wonder dat de bewoners van deze streken ’s avonds en ’s nachts wel eens een tochtje naar de akkers ondernemen om wortelen, aardappelen of bieten voor de winter in te slaan. Soms valt het mee met de diefstal en dan weet herenboer Prakken wat hem te doen staat, zo valt te lezen in de Kollumer Courant van 12 november 1913: "Arnoldus Prakken geeft ieder gezin aan de Dammelaan een halve hectoliter wortelen. Dit is de belooning voor de eerlijkheid door genoemde bewoners aan de dag gelegd ten aanzien van de verbouw van wortelen op zijn land in de onmiddellijke nabijheid."
De Prakkenpleats, tegenwoordig bekend als ‘de Prikkebosk’, staat temidden van een landschap van hoge cultuurhistorische kwaliteit met eeuwenoude voetpaden, trekvaarten, boomwallen en poelen. Het prachtige coulissenlandschap met z’n elzenwallen is karakteristiek voor de Friese Wouden.
Die elzenwallen hebben er niet altijd gestaan. Op de kaart van Schotanus uit 1718 is er nog niets van te zien. In die tijd bestaat het gebied voor een groot gedeelte uit bouwland. Pas rond 1750 beginnen boeren met het houden van vee. De houtwallen zijn dan nodig om het vee te keren.
De noordelijke Friese Wouden staan ook bekend om de halepaden. Een hale is een zandkop. Halepaden zijn voor de bewoners van groot belang geweest. Over deze smalle zandpaden zoeken ze de kortste en droogste routes om bij school, winkel of kerk te komen. De voetpaden lopen vaak - al of niet via een klaphekje - over andermans erf, vroeger heel gebruikelijk. Een klein gedeelte van het oude netwerk van halepaden is eind 2014 weer met elkaar verbonden en krijgt, voorzien van infoborden, de naam ‘Halerûte’. Vanuit ‘de Prikkebosk’ is het maar een paar stappen om op de Halerûte te komen.
De noordoostelijke Friese Wouden maken in de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw óók naam als vindplaats van volksverhalen. De bekende verzamelaar Dam Jaarsma uit Eastermar noteert gedurende ongeveer twaalf jaar in dit gebied maar liefst zo’n zeventienduizend volksverhalen, bestaande uit mythen, sagen, legendes en sprookjes. Een enorme schat waaruit door de vertellers van nu nog altijd geput wordt.
Sjoerd Roelevink en Hieke Wouda woonden vanaf augustus 2008 samen met hun twee dochters op de Prakkenpleats. Sjoerd bestierde het veebedrijf, Hieke was gastvrouw van ‘Farmhouse de Prikkebosk’. Eind 2025 zijn Gerke Jilt en Ypie Veenstra-Bakker aan een nieuw hoofdstuk begonnen op boerderij Prikkebosk. Het verhaal gaat door.

